Altijd op zoek naar die ene die nét anders is.
Niet in het plaatje ‘past’.
…en juist daarom zo bijzonder en speciaal is….
Altijd op zoek naar die ene die nét anders is.
Niet in het plaatje ‘past’.
…en juist daarom zo bijzonder en speciaal is….
Midden op de polderweg sta ik stil.
Aan mijn linkerhand de lijn van onze trouwe viervoeter.
Ik grinnik ..
Hij snuift en snurkt, is alweer een muis op het spoor..
Recht vooruit kijkend zie ik de lucht oranje kleuren.
Heerlijk, die eerste voorjaarszon…
Hij duikt nu onder…
Draai ik me om dan zie ik een heldere (bijna) volle maan.
Ook ik snuif..drogende Zeeuwse kleigrond..heerlijk!
Eigenlijk wil ik hier blijven staan.
Snuivend en genietend, luisterend naar de geluiden van de natuur
zo midden in de polder…
Gabien 2019
David Olney – 1917
The strange young man who comes to me
A soldier on a three day spree
He needs one night’s cheap ecstasy
And a woman’s arms to hide him
He greets me with a courtly bow
And hides his pain by acting proud
He drinks too much and he laughs too loud
How can I deny him.
Let us dance beneath the moon
I’ll sing to you ‘Claire de Lune’
The morning always comes too soon
But tonight the war is over
He speaks to me in schoolboy French
Of a soldiers life inside a trench
Of the look of death and the ghastly stench
I do my best to please him
He puts two roses in a vase
Two roses sadly out of place
Like the gallant smile on his haggard face
Playfully I tease him
Hold me neath the Paris skies
Let’s not talk of how or why
Tomorrow’s soon enough to die
But tonight the war is over
We make love too hard too fast
He falls asleep his face a mask
He wakes with the shakes and he drinks from his flask
I put my arms around him
They die in the trenches and they die in the air
In Belguim and France the dead are everywhere
They die so so fast there’s no time to prepare
A decent grave to surround them
Old world glory old world fame
The old worlds gone gone up in flames
Nothing will ever be the same
And nothing lasts forever
Oh I’d pray for him but I’ve forgotten how
And there’s nothing nothing that can save him now
There’s always another with the same funny bow
And who am I to deny them
Uitvoering hierboven van Merrow ,
*Vertaling van 1917 door Freek de Jonge:
Een vreemdeling komt naderbij
Een frontsoldaat, drie dagen vrij
Hij moet, plat gezegd, zijn kwakkie kwijt
Zoekt een vrouw om bij te schuilen
Hij groet me met een hoofse knik
De pijn achter een trotse blik
Hij drinkt te veel en lacht te dik
Hij maakt mij aan het huilen
Danst met mij onder de maan
Ami Pierrot laat je maar gaan
Aanstonds breekt de morgen aan
Vannacht even geen oorlog
Hij vertelt mij in gebroken Frans
Over zijn overlevingskans
De loopgraven, de dood, de stank
Ik probeer hem te plezieren
Hij schikt twee rozen in een vaas
Bloemenjongen, vechtersbaas
Zijn glimlachende blik verdwaasd
Ik laat mij door hem versieren
Parijse nachten vliegen om
Wij vragen niet hoezo, waarom
De dood loopt wel een blokje om
Vannacht even geen oorlog
We doen het liefdeloos en snel
Hij valt in slaap, de blik gekweld
In zijn droom is hij een held
Ik sluit hem in mijn armen
In de loopgraaf en uit de lucht
Ze vallen in een vloek en zucht
De oorlog is voor niets beducht
De dood kent geen erbarmen
Soldaten niet bij naam genoemd
vergane glorie, loze roem
De oude wereld is verdoemd
Niets bestaat voor eeuwig
Ik bid voor hem, weet niet goed hoe
Hij loopt zijn einde tegemoet
Straks komt een ander naar mij toe
Ik kan niet meer dan troosten
2017
A je van z’n leven in de Westhoek passeerd
deur regen en noorderwinden
keerd omme den tijd a j’alhier passeerd
den oorlog ga j’hier were vinden
Ja ’t is den oorlog da j’hier were vind
en ’t graf van duizend soldaten
altijd iemands vader altijd iemands kind
nu doodstille godverlaten
Laat de bomen nu maar zwijgen
en da ’t gras niets verteld
en de wind moet ook maar ni’ zingen
da julderen dood tot niets hee’ geteld
dat waren al te schrikkelijke dingen
Seg, ’t gaad al goed der is welvaart in ’t land
en de vrede ligd vast in de wetten
we maken wel wapens maar meh’ veel mere verstand
maar zjust om den oorlog te beletten
En grote raketten atoom in den top
we meugen toch experimenteren
we mikken wel ne keer na mekaar z’ne kop
mor zjust om ons t’amuseren
A je van ze leven in de westhoek passeerd
deur regen en noorderwinden
keerd omme den tijd a j’alhier passeerd
den oorlog ga j’hier were vinden
Ja ’t is den oorlog da j’hier were vind
en ’t graf van duizend soldaten
altijd iemands vader altijd iemands kind
duizend en duizend soldaten
duizend en duizend soldaten
duizend en duizend soldaten
en nog duizend en duizend soldaten…
tekst en muziek: Willem Vermandere
Het is lastig, dat begrijp ik best.
Over het algemeen zie je (gelukkig!) niets aan mij…
Ik lach, zing en geniet óók.
Mensen die écht vragen hoe het met me gaat en wat ik nu precies allemaal mankeer, kan ik ondertussen (na zo’n 7 jaar) een helder antwoord geven.
Chronisch en onzichtbaar ziek…internet staat er vol van.
Heel bewust lees ik NIET wat er allemaal staat en al HELEMAAL niet hoe andere mensen erop reageren.
Mensen kunnen zo ondoordacht, gevoelloos en keihard reageren.
Iets met stuurlui en aan wal…..
Vanaf vandaag is het onzichtbare wat zichtbaarder geworden.
Dit is ook confronterend, ik kan het nu niet meer ‘wegstoppen’.
We zullen het maar positief benaderen:..
Wat vind je van mijn nieuwe ‘sieraden’?
Je kunt het Vondelpark in lopen
alsof je nog nooit buiten bent geweest
en je kunt het Museumplein op lopen
alsof je niets te doen hebt
je kunt naar voorbijgangers kijken
alsof je naar muziek luistert
je loopt, je steekt over,
en je loopt weer verder
telefoongesprekken voerende fietsers
een naar een taxi zwaaiende toerist
een over straat waaiende krant
als het zo gaat, beginnen de dingen
vanzelf licht en ontspannen te swingen.
Uit: Poezie is een daad, Gedichten voor Remco Campert – Martin Reints
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved and were loved, and now we lie,
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
BY JOHN MCCRAE
Geluk is geen kathedraal,
misschien een klein kapelletje.
Geen kermis luid en kolossaal,
misschien een carrouselletje.
Geluk is geen zomer van smetteloos blauw,
maar nu en dan een zonnetje.
Geluk dat is geen zeppelin,
’t is hooguit ’n ballonnetje.
Toon Hermans
Als een scherprechter op zijn lichtmast
tref ik elke ochtend de buizerd.
Hij toont zijn gevlekte borst
het slaperige verkeer,
zijn blik raakt de auto’s niet.
Pas na weken beantwoordt hij mijn groet,
machtig trage vleugels
begeleiden mij door de bocht.
Onopgemerkt door velen
gevangen in hun eigen blik.
Eric van Loo 2015